Ben jij trots?

De vraag ‘ben jij trots?’, heb je een ander vast nog niet eerder gesteld. Je zou het voor de lol eens moeten doen.

Toen ik een paar jaar geleden startte met mijn onderzoek naar trots heb ik daar veel met anderen over gesproken. En wat blijkt? De meeste mensen hebben er een negatieve associatie bij. Misschien niet heel verwonderlijk in een land met een cultuur van ‘doe maar gewoon …’.

Maar wat houdt ons nu eigenlijk tegen om te zeggen dat we trots zijn?

Uit literatuur blijkt dat men trots schaart onder de ‘zelfbewuste emotie’. Het blijkt zich pas voor te doen na zelfevaluatie en zelfreflectie.

Maar trots kent toch ook twee kanten, of twee dimensies, zo je wilt. Als voorbeeld heb ik eens bekeken hoe vaak het woord in de bijbel (nieuwe Bijbelvertaling, 2005) voorkomt; ik telde 51 keer. 25 maal met een positieve- en 26 maal met een negatieve associatie.

Er bestaat niet heel veel onderzoek naar ‘trots’, maar het meest complete onderzoek dat ik heb kunnen vinden is gedaan door Maes (2005).

Volgens Maes bestaat er gefundeerde en ongefundeerde trots:

  1. Gefundeerde trots betitelt hij als ‘deugd’, omdat dit nuttig is voor de persoon zelf, omdat het zelfvertrouwen en vastberadenheid geeft en ook een scherp besef van eigen kunnen. Daarnaast is gefundeerde trots ook aangenaam voor de persoon zelf.
  2. Ongefundeerde trots definieert Maes als buitenproportionele eigendunk. Het is mogelijk wel aangenaam voor de persoon zelf, maar beslist niet nuttig voor die persoon.

Maes concludeert dat wanneer men spreekt over deugden of andere verdiensten die trots opwekken, men dan normaal gesproken de emotie bedoelt. In dat geval overvalt de mens een plezierig gevoel naar aanleiding van een of andere positieve eigenschap of prestatie. Men spreekt dan wel over ‘trots zijn op iets’. Maar wanneer men dat zegt, dan kun je van die persoon niet zeggen dat het een trotspersoon is.

Want wanneer we spreken over een trotspersoon, dan spreken we over een karaktertrek en niet over een specifieke emotie. De karaktertrek wordt niet begeleid door een plezierig gevoel dat plots opkomt en weer weggaat, het is niet gericht op een bepaald initieel object.

Wanneer wij dus een negatieve associatie hebben bij trots, dan denken wij aan een trots persoon (de karaktertrek) en niet aan die geweldige prestatie van je dochter tijdens zwemles, of aan die 9 die je verwierf voor je tentamen, na een paar dagen hard blokken. Want als je over die laatste twee voorbeelden nadenkt dan voel je trots (emotie), terwijl jij natuurlijk helemaal geen trots persoon bent.

Een goede definitie van trots bestaat er nog niet, maar onderzoeker Maes waagde zich wel aan het formuleren van een aantal voorwaarden die noodzakelijk zijn voor de totstandkoming van trots:

Opdat X trots zou kunnen zijn op y (een voorwerp, een eigenschap, een prestatie, een andere persoon) moet aan de volgende condities zijn voldaan:

X vindt y in een bepaald opzicht waardevol,

X gelooft dat er een verband is tussen zichzelf en y; en

X hecht waarde aan die (veronderstelde) band tussen zichzelf en y.

Uit mijn eigen onderzoek blijkt nu dat trots een belangrijke indicator is van hoe mensen ‘in hun werk’ zitten. Meer daarover vind je in mijn blog; ‘Wat is het nut van organisatietrots?”.